10 jaar onschuldig gevangen om Jezus’ naam
Paul werkte als technicus op een Eritrese legerbasis. Het was een goedbetaalde baan met status. Maar hij leed aan depressies. Een vriend wees hem op een groep christenen die op de basis samenkwam. Paul bezocht hen en werd geraakt door het evangelie: “De wanhoop in me maakte plaats voor vrede.” Toen werd de groep gearresteerd.
De reden was dat ze niet hoorden bij één van de vier door de overheid erkende religieuze groeperingen: de Eritrees-orthodoxe kerk, de katholieke kerk, de Lutherse kerk of de islam. Paul: “Ze vroegen: ‘Schaam je je niet voor je geloof?’ En toen ik vroeg waarom, zei de commandant: ‘Hij is niet goed bij zijn hoofd. Gooi hem in de gevangenis!’”
De overheid of God
Er volgden tien lange jaren in een kerker, met te weinig eten en te weinig hygiëne. “We zaten dicht opeen als sardientjes, terwijl het er al zo heet was.” Paul was regelmatig ziek, maar medische zorg werd hem geweigerd, omdat hij weigerde een verklaring te tekenen dat hij de overheid zou gehoorzamen door zijn geloof op te geven. Dit is hét probleem voor christenen in Eritrea zoals Paul. Ze zijn helemaal niet tegen de regering, maar kunnen er niet mee instemmen dat die zich boven God plaatst.
De leden van Pauls groep bemoedigden elkaar. “Onze verbondenheid was eerst geweldig. We hadden één Bijbel die we in stukken scheurden, zodat we er allemaal in konden lezen. Als de bewakers een stuk vonden, werden ze erg kwaad.” Na verloop van jaren werd de behoefte om elkaar als gelovigen op te zoeken steeds minder. “We wilden gewoon alleen gelaten worden, ik denk uit frustratie dat het zo lang duurde.”