Armeense christenen slaan op de vlucht
Lees het bericht
De hindoestaanse Pramila* uit Nepal wordt gedeeltelijk verlamd geboren. Als ze 15 jaar oud is, neemt haar oma haar mee naar een kerk om voor haar te laten bidden. Wat een vreugde, als Pramila na 3 maanden kan lopen zonder te vallen! Maar voor haar familie is het geen goed nieuws. “Als je de kerk blijft bezoeken, ben je voortaan dood voor ons.”
“Als ik na de dienst thuis kwam, scholden mijn ouders me uit”, vertelt Pramila. “Ik had daar veel verdriet om, maar mijn voorganger en zijn vrouw troostten me en moedigden me aan het gedrag van mijn familie te verdragen.” Pramila volgt die raad op. Ze blijft de kerk bezoeken en laat zich uiteindelijk dopen.
Pramila’s familie en buren blijven proberen haar te overtuigen deze ‘vreemde’ religie de rug toe te keren en terug te keren naar de hindoestaanse goden. Maar Pramila houdt vol. “Uiteindelijk lieten mijn ouders toe dat ik Jezus volgde. En na verloop van tijd kwam mijn moeder zelfs tot geloof, prijs de Heer!”
Pramila wordt uitgehuwelijkt aan een man die zegt christen te zijn. Al snel blijkt hij nog gewoon hindoe te zijn en de hindoestaanse gebruiken te willen volgen. Hij begint te drinken en ruzie te maken met Pramila. Als het stel een dochter krijgt, zet hij Pramila met hun kind de deur uit. Ze is welkom bij haar moeder, maar als die overlijdt, zet de familie haar weer op straat.
Pramila is ten einde raad, tot een vriendelijke oom voor onderdak zorgt. Met hulp van lokale partners van Open Doors kan ze een winkeltje beginnen. Ze heeft nu genoeg om rond te komen, en vindt veel steun in haar geloof. “God is mij niet vergeten!” zegt Pramila. “Ik kan niet lezen, maar als ik aan Gods woorden denk, voel ik vrede en vreugde.” Ze deelt haar favoriete Bijbeltekst: “Alles wat adem heeft, loof de HEER (Psalm 150:6). Je moet geen andere goden aanbidden. Niemand is als onze God!”
* Schuilnaam