
Het verhaal van Rifkatu*
uit Nigeria
In het noorden van Nigeria rukt de woestijn op. Vanwege de schaarste aan weidegrond vallen militante, geradicaliseerde herders van de Fulani-stam regelmatig Nigeriaanse christenen met een stukje land aan. Ook Rifkatu en haar man Zamai zijn van hun land verdreven door militante Fulani.
Op een dag keert Rifkatu terug naar haar oude boerderij, om er wat voedsel te halen. Als ze ’s avonds een motor aan hoort komen, denkt ze dat het Zamai is, die haar op komt halen. Maar als ze naar buiten stapt, ziet ze een groep gewapende mannen op motoren. Ze vlucht het bos in – tevergeefs. Ze wordt ingehaald en onder dwang meegenomen.
Misbruik
In het kamp van haar ontvoerders wordt Rifkatu vernederd en herhaaldelijk misbruikt. In haar nood roept ze het uit tot God: “U bent de God die Sadrach en Mesach redde. Als U dezelfde God bent als toen, weet ik dat ik weer thuis zal komen!”
De volgende morgen gebeurt er een wonder. Rifkatu verliest bloed en haar ontvoerders denken dat ze een miskraam krijgt, ook al is ze niet zwanger. Vol angstig bijgeloof dat dit hen ongeluk zal brengen, sturen ze Rifkatu naar huis, terug naar Zamai. Die is dolgelukkig als hij zijn vrouw terugziet, al is ze zwaar getraumatiseerd.
Kind van het kwaad
Als het stel een jaar later een kindje krijgt, wordt Rifkatu weer met haar pijn geconfronteerd. Haar dorpsgenoten beweren dat de baby niet van Zamai, maar van een Fulani is. Ze noemen de kleine Maryam* een kind van het kwaad. “Vrouwen durven niet meer bij me in de buurt te komen, ook mijn familie niet”, vertelt Rifkatu. “Ze willen zelfs niet in mijn huis komen.”
Rifkatu kan niet meer zonder pijn voor Maryam zorgen. Soms gaan er dagen voorbij dat ze de baby niet aan wil kijken of oppakken. “Zie je niet wat ik moet doorstaan?” roept ze op een dag tegen haar kind. “En jij maakt het alleen maar erger. Sterf gewoon en laat me met rust!”
Traumahulp
Dat is het moment waarop Rifkatu op zoek gaat naar hulp. In een traumacentrum dat gesteund wordt door Open Doors vindt ze langzaam herstel. “Nu lukt het Rifkatu om haar kindje te omhelzen en blij met haar te zijn… hoewel ze soms nog steeds de pijn voelt”, vertelt Asebe, haar traumahulpverlener. “Maar ik blijf met haar bidden en ik vertrouw erop dat God uiteindelijk al haar pijn weg zal nemen.”
*Schuilnaam
Dank- en gebedspunten
- Dank dat Rifkatu dankzij de traumahulp weer van haar kindje leert te houden.
- Bid dat God haar pijn helemaal wegneemt, zowel geestelijk als lichamelijk.
- Bid dat Rifkatu’s dorpsgenoten met andere ogen naar Rifkatu en Maryam gaan kijken, zodat ze zich geliefd en geaccepteerd voelen.