Gerekruteerd voor de strijd van de lijdende Mensenzoon
Discipelschap en vervolging in Marcus
Strijd vanaf de start
Het centrale thema van Marcus is eigenlijk niet het leven van Jezus maar Zijn dood. Het is in feite een passieverhaal (een derde van dit evangelie beschrijft de laatste week in Jeruzalem) met een uitgebreide inleiding. Marcus vertelt zijn verhaal door te focussen op de dood van de Heer, en door alles in zijn verhaal daarnaartoe te schrijven.
Vanaf het eerste begin van Marcus wordt duidelijk dat Jezus met macht en gezag een strijd aangaat. Al in 1:7 verkondigt Johannes de doper dat Jezus de Sterkere zal zijn: ‘Na mij komt iemand die meer vermag dan ik’. Wanneer Jezus dan in 1:16-20 zijn eerste leerlingen roept, zien we dat Hij ze in feite rekruteert. Mensen beslissen niet zelf om Jezus te volgen. Hij is het die hen met gezag tot navolging roept waaraan ze zich nauwelijks kunnen onttrekken. Hij maakt mensen vrij van de krachten die tegen Gods rijk ingaan. De roeping van de discipelen is in feite een machtswonder. In deze bevrijding tot discipelschap komt Jezus’ macht om wonderen te doen – zijn van God ontvangen exousia – tot uitdrukking.
De machtsstrijd begint veelbetekenend met Jezus’ doop en Zijn ontvangst van Gods Geest. Doop betekent een nieuwe identiteit. Niet verwonderlijk volgt dan ook direct de verzoeking door de duivel. Hierna begint Jezus’ verkondiging van het Godsrijk (Marcus 1:7-15). De rekrutering van de discipelen is geplaatst tussen enerzijds deze opening van het strijdperk, en anderzijds de daaropvolgende demonstratie van Jezus’ exousia met betrekking tot zijn leer, de duiveluitdrijvingen, de genezingen en de vergeving van zonden (Marcus 1:21-2:12). Jezus, de Sterkere, is Degene die het rijk van Satan leegrooft (3:27). Dat deze strijd op een laatste confrontatie uit zal lopen wordt voor het eerst al aangeduid in 2:20: ‘er komt een dag dat de bruidegom bij (de bruiloftsgasten) wordt weggehaald, en dan is het hun tijd om te vasten’.
Falende discipelen
Marcus wordt verdeeld in drie delen: tussen de start van Jezus’ bediening in Galilea en de laatste lijdensweek in Jeruzalem zit een middendeel, 8:27–10:52, waarin de Heer veel met zijn leerlingen spreekt over het lijden. Herhaaldelijk wordt gezegd dat Jezus met hen onderweg is: letterlijk onderweg naar Zijn lijden en dood, maar ook als metafoor: Hij gaat Zijn leerlingen voor op de weg van discipelschap en onderwijst hen daarover. Dit onderwijs staat ingeklemd tussen twee verhalen over hoe Jezus blinden ziende maakt. Dat maakt duidelijk dat Hij in deze gesprekken bezig is inzicht te geven aan Zijn ‘blinde’ discipelen. Drie keer voorzegt Jezus het lijden, sterven en opstaan van de Mensenzoon (8:31; 9:31; 10:33), elke keer gevolgd door onbegrip van de leerlingen, waarna Jezus hen door verder onderwijs moet corrigeren. Steeds weer moeten de discipelen eraan herinnerd worden dat navolging kostbaar is en dat er zonder lijden geen glorie zal zijn.
Kruisdragen
Zoals de discipelen aan het begin al gerekruteerd werden voor de navolging, zo actualiseert Jezus dat met Zijn oproep om je kruis op te nemen en achter Hem aan te komen (8:34). We hebben dat allereerst letterlijk te nemen als een oproep om de uiterste consequentie te accepteren van navolging: de Romeinse doodstraf voor de ergste misdadigers. Christus roept hier zijn discipelen onder de wapens, weliswaar voor een geweldloze strijd, maar daarom niet minder revolutionair en levensbedreigend. De levensstijl in navolging van de Heer Jezus leidt tot een tegenreactie van de machten van de wereld die zich aangevallen weten. Wie achter Hem aan wil komen wordt geroepen om door lijden te delen in Zijn confrontatie met de macht van Satan.
Christus roept hier zijn discipelen onder de wapens, weliswaar voor een geweldloze strijd, maar daarom niet minder revolutionair en levensbedreigend.
Na de derde lijdensaankondiging gaan de discipelen opnieuw in discussie over macht en voorrang. Jakobus en Johannes vragen om gezagsposities bij Jezus ‘in uw glorie’ (10,37). Jezus antwoordt met een tegenvraag of ze bereid zijn hem te volgen op de weg van het lijden. Jakobus en Johannes antwoorden dat ze dat zijn en Jezus voorzegt hun toekomstige martelaarschap (wanneer dit evangelie wordt geschreven is Jakobus inderdaad al gedood). Marcus maakt echter duidelijk dat dit delen in het martelaars-lot van Jezus geen bijzondere privileges met zich meebrengt, omdat alle christenen gevraagd wordt om het martelaarschap op zich te nemen (8:37-37; 9:49; 10:30b).
Voorbeeld tot navolging
In 10:45 herdefinieert Jezus radicaal de verwachtingen die verbonden zijn met de apocalyptische gestalte van de Mensenzoon (Daniël 7:13). De Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen. Hij roept daarom zijn volgelingen niet tot privileges, maar tot dienstbaarheid. De woorden van 10:45 zijn een sleutel voor het begrip van discipelschap als imitatio Christi: lijden gaat vooraf aan glorie. Hoewel dit de enige plaats is waar we lezen dat Jezus ‘is gekomen om te dienen en Zijn leven te geven als losgeld voor velen’, staat Marcus niet stil bij de christologische implicaties, maar dient deze uitspraak het onderwijs over navolging. Christus koopt mensen vrij met zijn leven (losgeld). Dienstbaar discipelschap is alleen mogelijk dankzij Zijn verlossing, de prijs die Hij betaald in plaats van ‘velen’. Plaatsvervangend, en toch ook: ten voorbeeld voor wie Hem wil navolgen. Jezus gaf de bevrijdende kracht aan zijn volgelingen om ook zichzelf weg te kunnen geven in solidariteit met Hem.
Marcus schetst bij herhaling een negatief portret van de leerlingen. Ze tonen steeds weer onbegrip, onwil en ontrouw. De discipelen vormen zo een spiegel voor Marcus’ eerste lezers in Rome, die zich goed kunnen verplaatsen in de prangende dilemma’s van vervolging en martelaarschap. Hoe houd je stand in een vijandige wereld vol van satanische macht? De eerste christenen worden uitgedaagd zich te spiegelen aan de discipelen: willen ze werkelijk Jezus volgen, wat het ook kost, of laten ze zich overwinnen door hun angst en twijfel?
In deze serie
Eindstrijd
De kleine apocalyps
In Marcus geeft de Heer Jezus maar één uitvoerige toespraak, de ‘kleine apocalyps’ in Marcus 13. Omdat deze rede direct voorafgaat aan het lijdensverhaal dient het als een afscheidsrede. Jezus’ boodschap is dat discipelen in verdrukking moeten volhouden tot in de eindtijd. Hij spreekt over de vervolgingen van de gemeente (v.9-13) tegen de achtergrond van de verwoesting van de tempel, het einde van de tijden en de komst van de Mensenzoon. De vervolgingen van het heden staan in het licht van de verwachte komst van de Mensenzoon (13:26; vgl.8:34-38). Het onderwijs in dit hoofdstuk weerspiegelt misschien wel recente ervaringen van de gemeente in Rome: christenen worden zelfs door hun eigen familieleden ter dood gebracht voor hun geloof (13:12). In het Marcus-evangelie betekent het leven in de nieuwe familie van Jezus vaak vervolging door de oude familie.
Het woord ‘uitleveren’ (paradidoomi) is een woord wat Marcus veel gebruikt. Johannes de doper werd uitgeleverd (1:14) en de Heer Jezus vertelt steeds opnieuw dat Hij zal worden uitgeleverd. Hij zal afzien van zijn exousia, zijn gezag over de tegenmachten, en zal zichzelf, gehoorzaam aan Gods wil, uitleveren aan de kruisdood. Maar ditzelfde woord paradidoomi gebruikt Hij nu in de kleine apocalyps drie maal ook voor Zijn volgelingen (13:9-13). Zoals Christus Zelf uitgeleverd wordt om te worden gekruisigd, zo moet ieder die in Zijn voetsporen treedt er ook mee rekenen uitgeleverd te worden tot het martelaarschap.
Getsemane
De gehoorzaamheid van de discipelen wordt ten einde beproefd in Getsemane. Eerder in het evangelieverhaal heeft Jezus deze definitie gegeven van discipelschap: ‘iedereen die de wil van God doet, die is mijn broer en mijn zus en mijn moeder’ (3:34b-35). In het verhaal van Getsemane geeft Marcus een sleutel om die woorden, ‘de wil van God doen’, te begrijpen. Jezus bidt dan: ‘Abba, Vader, voor U is alles mogelijk, neem deze beker van Mij weg. Maar laat niet gebeuren wat Ik wil, maar wat U wilt.’ Jezus vervult hier Zijn eigen omschrijving van discipelschap, het doen van de wil van de Vader: het accepteren van de wil van God, ook al bidt Jezus dat het anders mag gaan. Het doen van de wil van God is in de meest radicale vorm de bereidheid om lijden en verwerping te accepteren als Gods wil. Het is dat doen wat Petrus juist niet doet, wanneer hij niet denkt aan wat God wil, maar alleen aan wat mensen willen (8:32).
Zou Hij niet bedoeld hebben dat zijn leerlingen met Hem deelden in de beker van het lijden?
Wat was de wil van God voor Jezus’ navolgers, zijn ‘broers en zussen en moeders’? Christus vraagt hen om in Getsemane met Hem te strijden in gebed. De discipelen vallen echter in slaap. Ze beseffen niet dat ze gebedskracht nodig hebben om de verleidingen te weerstaan om te gaan vluchten of vechten. Dat zijn natuurlijke reflexen die geen gebedskracht vereisen. Maar Jezus vraagt Zijn kerk om zich biddend voor te bereiden voor het moment van crisis waarin de volharding wordt beproefd om Hem te volgen, zelfs tot aan het kruis. Zou Hij niet bedoeld hebben dat zijn leerlingen met Hem deelden in de beker van het lijden zoals ze met Hem deelden in de verbondsbeker? Echter, allemaal laten ze Hem in de steek en vluchten weg. De discipelen deserteren.
Voortgaande strijd
Drie maal heeft de Heer Jezus zijn lijden en sterven aangekondigd, en drie maal heeft Hij verkondigd dat Hij op de derde dag zal opstaan. Meer dan eens heeft Hij ook gesproken over de glorierijke komst van de Mensenzoon. En toch heeft Marcus een abrupt en open einde (16:8). De opstanding wordt niet beschreven of uitgelegd. Er zijn geen verschijningen van de opgestane Heer. Het graf is leeg. De Heer is opgewekt uit de dood en Hij gaat de leerlingen voor naar Galilea. Dat is alles.
Jezus is de Gekruisigde, die is opgestaan, luidt de Paasboodschap (16:6). De voltooide vorm van dat woord, estauroomenon, geeft aan dat dat werkwoord kruisigen blijvend effect heeft: Jezus is opgestaan en het graf is leeg, maar Zijn identiteit blijft getekend door het kruis. Hij gaat voor de discipelen uit naar Galilea. Het verhaal is niet afgelopen. Het vreemde open einde van Marcus is tegelijk het begin van een vreemd leven van navolging. Het lege graf wijst naar hoop voor de eindoverwinning. Maar in het hier en nu is er geen overwinningsvreugde, maar voortgaande strijd tegen Satan, een blijvend kruisdragen, tot de glorieuze komst van de Mensenzoon.
De discipelen hebben gedeserteerd in het evangelie naar Marcus. Sommige christenen in Rome zullen zich daarin herkennen. Sommigen van hen hebben gefaald in de vervolgingen. Toch geeft het evangelie hen nieuwe hoop. Marcus eindigt met zwijgende volgelingen, maar de gemeente in Rome weet dat Petrus en de andere apostelen de opgestane Gekruisigde toch hebben verkondigd, tot in Rome zelf. De Heer Jezus heeft zijn ontrouwe discipelen vergeven en hen opnieuw gerekruteerd, en Hij heeft ze machtig gebruikt. De discipelen hebben een tweede kans gekregen om de wil van God te doen en hun leven te verliezen.
Volg de Koning naar het kruis
Discipelschap en vervolging in Matteüs Het Matteüs-evangelie kun je lezen als een handboek voor discipelschap. Het staat vol met het onderwijs van de Here Jezus aan zijn discipelen – gezaghebbend onderwijs over het koningschap van Christus. In de slotscene, waarin de discipelen worden uitgezonden om de volken tot discipelen te maken, komen verschillende hoofdthema’s bijeen uit het Matteüs-evangelie: koningschap, zending en discipelschap. Drie draden, met vervolging erdoorheen geweven. Koningschap, zending […]
Kruisdragen achter Jezus om met Hem op te staan
Discipelschap en vervolging in Lukas Kruis of glorie? Heeft Lukas een uitgewerkte theologie van het kruis? Nee, zeggen sommigen. In de toespraken in Handelingen, bijvoorbeeld, vinden ze geen uitgebreide uitleg over de betekenis van het kruis, zoals dat centraal staat bij Paulus. Juist de opstanding is het sleutelgebeuren bij Lukas, menen ze. Bij Lukas zijn de verlossing, de vergeving van zonden en de komst van de Geest verbonden aan de […]
Vrucht dragen door je leven af te leggen
Discipelschap en vervolging in Johannes Sterven om vrucht te dragen In het Johannes-evangelie getuigt de Heer Jezus steeds van Zichzelf: wie Hij is, wat Hij gaat doen en wat dat betekent. Hij is gekomen om Zijn leven te geven en zo God te eren. Maar als Hij zo over Zichzelf spreekt, spreekt Hij telkens direct ook over de consequenties zijn voor zijn leerlingen – wat voor hen de prijs is […]