fbpx
Afghanistan kerk

Geroepen om lief te hebben

Lees

Christenen en de islam

Navigeer snel naar: Dag 1 | Dag 2 | Dag 3 | Dag 4 | Dag 5

Dag 1

De tekstgedeelten van vandaag gaan over de mens, die geschapen is naar Gods beeld (Gen. 1). Dat is nog al wat. De mens is bijna als God zelf, gekroond met glans en glorie (Ps. 8:6). Elk mens is daarom door God gewild en gekend (Ps. 139). Als je je afvraagt wat God van je vraagt in relatie tot moslims, dan moet je beginnen waar God begint. 

Dat betekent dus, dat Moslims allereerst mensen zijn. Wat ze ook geloven, hoe ze zich ook gedragen, ze zijn mensen, die door God gewild en gemaakt zijn, en door Hem geliefd. Toegewijde moslims zijn op zoek naar God, wijden hun hele leven toe aan het gehoorzaam zijn aan God. Daarin proef ik iets van het verlangen van elk mens de zin van het leven te ontdekken. Zonder God is het leven niet af. Zonder God ben je als mens niet af. 

“U heeft ons voor uzelf gemaakt”, zei kerkvader en theoloog Augustinus al, en daarom vulde hij aan “blijft ons hart onrustig tot het rust vindt in U”. In de Here Jezus dus. Als Moslims op zoek zijn naar God, hoe zou jij als volgeling van Jezus dan iets van die liefde van God kunnen laten zien en doorgeven?  

Genesis 1:26 – 2:3 

26   God zei: ‘Laten Wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op Ons lijken; zij moeten heersen over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt.’ 27  God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep Hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep Hij de mensen. 28  Hij zegende hen en zei tegen hen: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag: heers over de vissen van de zee, over de vogels van de hemel en over alle dieren die op de aarde rondkruipen.’ 29  Ook zei God: ‘Hierbij geef Ik jullie alle zaaddragende planten en alle vruchtbomen op de aarde; dat zal jullie voedsel zijn. 30 Aan de dieren die in het wild leven, aan de vogels van de hemel en aan de levende wezens die op de aarde rondkruipen, geef Ik alle groene planten tot voedsel.’ En zo gebeurde het. 31  God zag alles wat Hij had gemaakt: het was zeer goed. Het werd avond en het werd morgen. De zesde dag. 1 Zo werden de hemel en de aarde in al hun rijkdom voltooid. 2  Op de zevende dag had God zijn werk voltooid. Op de zevende dag rustte Hij van het werk dat Hij gedaan had. 3  God zegende de zevende dag en heiligde die, want op die dag rustte Hij van heel zijn scheppingswerk. 

Psalm 8

1 Voor de koorleider. Op de wijs van De Gatitische. Een psalm van David.
2 HEER, onze Heer, 
hoe machtig is uw naam 
op heel de aarde. 
Uw luister aan de hemel wordt bejubeld
3  door de mond van kinderen en zuigelingen. 
Tegen uw vijanden hebt U een macht gebouwd 
om hun wraak en verzet te breken. 
4 Zie ik de hemel, het werk van uw vingers, 
de maan en de sterren door U daar bevestigd, 
5   wat is dan de sterveling dat U aan hem denkt, 
het mensenkind dat U naar hem omziet? 
6  U hebt hem bijna een god gemaakt, 
hem gekroond met glans en glorie, 
7  hem toevertrouwd het werk van uw handen 
en alles aan zijn voeten gelegd: 
8 schapen, geiten, al het vee, 
en ook de dieren van het veld, 
9 de vogels aan de hemel, de vissen in de zee 
en alles wat trekt over de wegen der zeeën. 
10 HEER, onze Heer, 
hoe machtig is uw naam 
op heel de aarde. 

Psalm 139:13-18 

13  U was het die mijn nieren vormde, 
die mij weefde in de buik van mijn moeder. 
14 Ik loof U om het ontzaglijke wonder van mijn bestaan, 
wonderbaarlijk is wat U gemaakt hebt. 
Ik weet het, tot in het diepst van mijn ziel. 
15 Toen ik in het verborgene gemaakt werd, 
kunstig geweven in de schoot van de aarde, 
was mijn wezen voor U geen geheim. 
16  Uw ogen zagen mijn vormeloos begin, 
alles werd in uw boekrol opgetekend, 
aan de dagen van mijn bestaan ontbrak er niet één. 
17  Hoe rijk zijn uw gedachten, God, 
hoe eindeloos in aantal, 
18  ontelbaar veel, meer dan er zand is bij de zee. 
Ontwaak ik, dan nog ben ik bij U.
  
 

Dag 2 

Als mens ben je gemaakt voor God. In het begin wandelden God en mens samen door de tuin, door de wereld. Alles was zeer goed in de ogen van God (Gen. 1:31). Maar zo goed is het niet gebleven. Ook dat kenmerkt ieder mens in je omgeving, wat hij of zij ook gelooft. Het kenmerkt dus ook de moslim.  

Zoeken naar God, dat doen we makkelijk op onze eigen manier, met onze eigen rituelen en bijgeloof. Maar voor je het weet, zoek je niet meer naar God, maar bepaal je zelf hoe je je leventje leeft. Heel gemakkelijk laten we Gods principes varen. Dan gaan we zelf op de troon van God zitten. Dat we zelf het ultieme geluk proberen te bereiken op onze manier. God kan er toch geen bezwaar tegen hebben dat we gelukkig willen zijn? In Babel bouwden ze letterlijk een toren (Gen. 11), om zo de hemel te bereiken. Dat zou hen beroemd maken (Gen. 11:4): de mens die God niet meer nodig heeft om het echte leven te vinden.  

Je zou elke religie zonder Jezus Christus ook zo’n toren kunnen noemen. God te slim af zijn door je eigen beeld van God te scheppen en je eigen weg te gaan. Religie, rituelen en regels als vervanging van de relatie met de levende God zelf. 

Als we dan naar de islam kijken, dan betekent ‘God zoeken’ dus niet automatisch ‘God vinden’. De toren van Babel bracht mensen niet bij God in de hemel, maar liep uit op een deceptie. Religieus zijn en je goed of happy voelen is nog niet het zelfde als God kennen.     

Herken je in je eigen leven iets van de valkuil dat je meer gericht bent op jezelf dan op God? En hoe zou je dat kunnen helpen om verbinding te krijgen met Moslims?  

Genesis 3:1-11, 23-24 

1    Van alle in het wild levende dieren die de HEER God gemaakt had, was de slang het sluwst. Dit dier vroeg aan de vrouw: ‘Heeft God werkelijk gezegd dat jullie van geen enkele boom in de tuin mogen eten?’ 2 ‘We mogen de vruchten van alle bomen eten,’ antwoordde de vrouw, 3 ‘behalve die van de boom in het midden van de tuin. God heeft ons verboden van de vruchten van die boom te eten of ze zelfs maar aan te raken; doen we dat toch, dan zullen we sterven.’ 4 ‘Jullie zullen helemaal niet sterven,’ zei de slang. 5 ‘Integendeel, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, en dat jullie dan als God  zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaad.’ 

6 De vrouw keek naar de boom. Zijn vruchten zagen er heerlijk uit, ze waren een lust voor het oog, en ze vond het aanlokkelijk dat de boom haar wijsheid zou schenken. Ze plukte een paar vruchten en at ervan. Ze gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en ook hij at ervan. 7 Toen gingen hun beiden de ogen open en merkten ze dat ze naakt waren. Daarom regen ze vijgenbladeren aan elkaar en maakten er lendenschorten van. 

8  Toen de mens en zijn vrouw de HEER God in de koelte van de avondwind door de tuin hoorden wandelen, verborgen zij zich voor Hem tussen de bomen. 9 Maar de HEER God riep de mens: ‘Waar ben je?’ 10 Hij antwoordde: ‘Ik hoorde U in de tuin en werd bang omdat ik naakt ben; daarom verborg ik me.’ 11 ‘Wie heeft je verteld dat je naakt bent? Heb je soms gegeten van de boom waarvan Ik je verboden had te eten?’  

23 Daarom stuurde Hij de mens weg uit de tuin van Eden om de aarde waaruit hij was genomen te gaan bewerken. 24 En nadat Hij hem had weggejaagd, plaatste Hij ten oosten van de tuin van Eden de cherubs en het heen en weer flitsende, vlammende zwaard. Zij moesten de weg naar de levensboom bewaken. 

Genesis 11:1-9 

De toren van Babel 

1 Ooit werd er op de hele aarde één enkele taal gesproken. 2 Toen de mensen in oostelijke richting trokken, kwamen ze in Sinear bij een vlakte, en daar vestigden ze zich. 3 Ze zeiden tegen elkaar: ‘Laten we van klei blokken vormen en die goed bakken in het vuur.’ De kleiblokken gebruikten ze als stenen, en aardpek als specie. 4 Ze zeiden: ‘Laten we een stad bouwen met een toren die tot in de hemel reikt. Zo vestigen we onze naam, en dan zullen we niet over de hele aarde verspreid raken.’ 5 Maar toen daalde de HEER af om te kijken naar de stad en de toren die de mensen aan het bouwen waren. 6 ‘Dit is één volk en ze spreken allemaal een en dezelfde taal,’ zei de HEER, ‘en wat ze nu doen is nog maar het begin. Alles wat ze verder nog van plan zijn, ligt nu binnen hun bereik. 7 Laten Wij naar hen toe gaan en verwarring brengen in hun taal, zodat ze elkaar niet meer verstaan.’ 8 De HEER verspreidde hen van daar over de hele aarde, en de bouw van de stad werd gestaakt. 9  Zo komt het dat die stad Babel  heet, want daar bracht de HEER verwarring in de taal die op de hele aarde gesproken werd, en van daar verspreidde Hij de mensen over de hele aarde. 

Dag 3  

Christenen discussiëren nogal eens over de vraag of de God van de islam dezelfde is als de God van het christendom. Het is niet een vraag die in de ontmoeting met moslims vaak gesteld wordt. Als je praat over wat je gelooft en wie Jezus voor je is dan zul je niet eerst heel algemeen gaan discussiëren over de vraag of je het wel over dezelfde God hebt. Paulus ging die discussie in Athene in ieder geval niet aan, hoewel daar alle reden voor was. Hij zag allerlei godenbeelden en altaren. De Grieken en Romeinen waren erg religieus en wilden elke god eren. Anders zouden die goden wel eens geïrriteerd kunnen raken en ongeluk op je levensweg brengen. Het zou zomaar mis kunnen gaan met je zaken, je aandelen zouden zomaar in waarde kunnen verminderen. Misschien zou je wel een ongeluk krijgen of zou één van je kinderen ernstig ziek kunnen worden. Het noodlot kan overal toeslaan. Om geen enkele god – onbewust – over het hoofd te zien, was er zelfs een altaar voor een god die er misschien wel was, maar die ze niet kenden.  

Paulus vertelt onbekommerd dat hij die onbekende god wel kent. Hij legt uit wie die God is en wat Hij heeft gedaan. En dan blijkt die zogenaamde onbekende God eigenlijk de enig ware God is, die hemel en aarde gemaakt heeft. Bovendien is hij niet onbekend. Hij heeft zich in Jezus Christus ten volle bekend gemaakt. Daarom redt en oordeelt God de wereld door Jezus.  

Natuurlijk gelooft Paulus niet dat er verschillende goden zijn of dat de Vader van Jezus Christus hetzelfde is als één van de Grieks-Romeinse goden. Maar hij heeft geen behoefte aan een ingewkkelde filosofische discussie. Het gaat Hem om Jezus. Dat geldt ook voor gepsrekken met moslims. Je kunt heel snel verstrikt raken in een ingewikkelde theologische discussie: hoe God drie-enig is, hoe het kan dat Jezus God is. Paulus zal zeggen: doe daar niet aan mee, maar getuig alleen van Jezus, hoe geweldig Hij is. En laat zien hoe Hij in jou leeft. Zodat moslims nieuwsgierig worden en zelf op zoek gaan naar wie Jezus is. Vraag is dus vooral: wat betekent Jezus voor jou, heel concreet in je dagelijks leven? Als het goed gaat in je leven, maar ook als het tegen zit.   

Handelingen 17:16-34 

Paulus in Athene 

16 Terwijl Paulus in Athene op hen wachtte, raakte hij hevig verontwaardigd bij het zien van de vele godenbeelden in de stad. 17 In de synagoge sprak hij met de Joden en met de Grieken die God vereerden, en op het marktplein ging hij dagelijks in debat met de mensen die hij daar aantrof. 18 Onder hen waren ook enkele epicurische en stoïsche filosofen, van wie sommigen zeiden: ‘Wat beweert die praatjesmaker toch?’ Anderen merkten op: ‘Hij schijnt een boodschapper van uitheemse goden te zijn,’ want hij verkondigde het goede nieuws over Jezus en de opstanding.  19 Ze namen hem mee naar de Areopagus en zeiden: ‘Kunt u ons uitleggen wat die nieuwe leer is die door u wordt uitgedragen? 20 Want wat u zegt, klinkt ons vreemd in de oren; we willen graag weten wat u bedoelt.’ 21 Alle Atheners en de vreemdelingen die er wonen hebben immers voor niets anders tijd dan voor het uitwisselen van de nieuwste ideeën. 

22  Paulus richtte zich tot de leden van de Areopagus en zei: ‘Atheners, ik heb gezien hoe buitengewoon godsdienstig u in ieder opzicht bent. 23 Want toen ik in de stad rondliep en alles wat u vereert nauwlettend in ogenschouw nam, ontdekte ik ook een altaar met het opschrift: “Aan de onbekende god”. Wat u vereert zonder het te kennen, dat kom ik u verkondigen. 24  De God die de wereld heeft gemaakt en alles wat er leeft, Hij die Heer is van hemel en aarde, woont niet in door mensenhanden gemaakte tempels. 25  Hij laat zich ook niet bedienen door mensenhanden alsof er nog iets is dat Hij nodig heeft, Hij die zelf aan iedereen leven en adem en al het andere schenkt. 26  Uit één mens heeft Hij de hele mensheid gemaakt, die Hij over de hele aarde heeft verspreid; voor elk volk heeft Hij een tijdperk vastgesteld en Hij heeft de grenzen van hun woongebied bepaald. 27  Het was Gods bedoeling dat ze Hem zouden zoeken en Hem al tastend zouden kunnen vinden, aangezien Hij van niemand van ons ver weg is. 28 Want in Hem leven wij, bewegen wij en zijn wij. Of, zoals ook enkele van uw eigen dichters hebben gezegd: “Uit hem komen ook wij voort.” 29  Maar als wij dan uit God voortkomen, mogen we niet denken dat het goddelijke gelijk is aan een beeld van goud of zilver of steen, het werk van een ambachtsman, door mensen bedacht. 30  God slaat echter geen acht op de tijd waarin men Hem niet kende, maar roept nu overal alle mensen op tot inkeer te komen, 31  want Hij heeft bepaald dat er een dag komt waarop Hij een rechtvaardig oordeel over de mensheid zal laten vellen door een man die Hij voor dat doel heeft aangewezen. Het bewijs dat het om deze man gaat, heeft Hij geleverd door Hem uit de dood te doen opstaan.’ 

32 Toen ze hoorden van een opstanding van de doden dreven sommigen daar de spot mee, terwijl anderen zeiden: ‘Daarover moet u ons een andere keer nog maar eens vertellen.’ 33 Zo vertrok Paulus uit hun midden. 34 Toch sloten enkelen zich bij hem aan en kwamen tot geloof, onder wie ook een Areopagiet, Dionysius, een vrouw die Damaris heette en nog een aantal anderen. 

Dag 4

De Here Jezus zegt het heel duidelijk: Mijn koninkrijk is anders dan alle andere aardse machten. Jezus heeft geen dienaren die voor hem vechten (Joh. 18:36). Dat zegt iets over hoe Jezus Koning is. Hij is er niet op uit om net als de Romeinen toen of sommige dictatoren vandaag Zijn macht op aarde met geweld uit te breiden. Zijn Koninkrijk is van een andere orde. Als Jezus het voor het zeggen heeft, dan wordt alles weer zoals God het in het begin bedoeld had. Dan wordt alles weer zeer goed. Maar dat lukt niet als je met een leger de wereld overtrekt. Er is een dieper probleem: de Bijbel noemt dat ‘zonde’., dat we God niet meer de belangrijkste vinden in ons leven. Alleen Jezus kan dat probleem op lossen, door zijn leven te geven aan het kruis en door weer op te staan. 

Zo is Jezus Koning: als de gekruisigde. Pilatus heeft het zelf niet door, dat hij het bij het recht eind heeft als hij een tekst op het kruis laat slaan: Dit is de Koning van de Joden en daarmee van de hele wereld. Dat is wel de kern: Jezus Christus de gekruisigde en opgestane Koning.  

Hoe wordt het Koninkrijk van Jezus dan werkelijkheid? Hoe breidt Jezus zijn macht uit? Dat gebeurt, wanneer mensen in Hem gaan geloven en hun knieën voor Hem buigen. Als ze de waarheid gaan omarmen, dat Jezus Heer is, aan God gelijk. 

Dat is veelbetekenend. Want het houdt in dat christenen niet geroepen zijn om de islam te bestrijden of te overwinnen, zeker niet met geweld en macht. Je bent geroepen om je kruis op  je te nemen en Jezus te volgen; te getuigen van de waarheid dat Hij Koning is. En de vraag is: ben je daartoe bereid? En tegen welke prijs? Ben je bereid om Jezus te volgen, ook als dat weerstand oproept of lijden met zich meebrengt? Neem tijd om die vraag eerlijk te beantwoorden.  

Johannes 18:33-37 

33  Pilatus ging het pretorium weer in. Hij liet Jezus bij zich komen en vroeg Hem: ‘Bent U de koning van de Joden?’ 34 Jezus antwoordde: ‘Vraagt u dit uit uzelf of hebben anderen dit over Mij gezegd?’ 35 ‘Ik ben toch geen Jood,’ antwoordde Pilatus. ‘Uw volk en uw hogepriesters hebben U aan mij uitgeleverd – wat hebt U gedaan?’ 36  Jezus antwoordde: ‘Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld. Als mijn koningschap bij deze wereld hoorde, zouden mijn dienaren wel gevochten hebben om te voorkomen dat Ik aan de Joden werd uitgeleverd. Maar mijn koninkrijk is niet van hier.’ 37  Pilatus zei: ‘U bent dus koning?’ ‘U zegt dat Ik koning ben,’ zei Jezus. ‘Ik ben geboren en naar de wereld gekomen om van de waarheid te getuigen, en ieder die de waarheid is toegedaan, luistert naar wat Ik zeg.’  

Johannes 19:19-22 

 19  Pilatus had een inscriptie laten maken die op het kruis bevestigd werd. Er stond op: ‘Jezus van Nazaret, koning van de Joden’. 20 Het stond er in het Hebreeuws, het Latijn en het Grieks, en omdat de plek waar Jezus gekruisigd werd dicht bij de stad lag, werd deze inscriptie door veel Joden gelezen. 21 De hogepriesters van de Joden zeiden tegen Pilatus: ‘U moet niet “koning van de Joden” schrijven, maar “Deze man heeft beweerd: Ik ben de koning van de Joden”.’ 22 ‘Wat ik geschreven heb, dat heb ik geschreven,’ was het antwoord van Pilatus. 

Johannes 16:33

33  Ik heb dit gezegd opdat jullie vrede vinden bij Mij. Jullie zullen het zwaar te verduren krijgen in de wereld, maar houd moed: Ik heb de wereld overwonnen.’ 

Dag 5 

Het is een heftig gebed dat Jakobus en Johannes willen bidden. Vuur uit de hemel over de Samaritanen, die de Here Jezus afwijzen en die iets anders willen dan wat God van Israël vraagt. Ze offeren niet in de tempel en plaatsen zich buiten de verzoening.  

Volgens Jakobus en Johannes staan ze buiten het heil. In het licht van het Oude Testament horen ze eigenlijk bij de afgodendienaars, bij hen die God de rug toegekeerd hebben. Ze vallen onder het oordeel. De vraag van Jakobus en Johannes is dus in wezen niet zo heel vreemd. En ik denk dat de Here Jezus dat op zich ook wel met ze eens is geweest. Alleen hij deelt hun oplossing niet. Jezus Christus is niet gekomen om mensen te vernietigen, maar om ze te redden. In de NBV ontbreekt dat in vers 56, in de HSV zijn die woorden van Jezus bewaard gebleven. De Here Jezus heeft Zijn leven gegeven om mensen te redden. En – dat proef je tussen de regels door – dat geldt ook voor Jakobus en Johannes. Ook zij hebben de genade van God door Jezus Christus nodig.  

Daarmee doet Jezus een beroep op de discipelen om mensen lief te hebben. Om zich toe te wijden om ook hun leven in te zetten om mensen te redden en ze met de Here Jezus in contact te brengen.  

Dat appel geldt ook ons vandaag als het gaat over moslims. En niet alleen als het gaat over vriendelijke moslims. Ik denk dat je soms heel goed kunt begrijpen waarom Jakobus en Johannes aan Jezus vroegen of ze om vuur uit de hemel mochten bidden. Want als je ziet wat extremisten christenen en anderen kunnen aandoen, dan maakt je dat boos. Dat vraagt toch om het oordeel? “Hoe lang nog Heer? Is het niet eens tijd voor vuur uit de hemel?”  

Jezus maakt geen uitzondering voor extremisten. Hij is ook gekomen om zijn leven te geven om hen te redden. Daarin gaat Jezus dus heel ver. Hij vraagt je zelfs te bidden voor je vijanden en te zegenen wie je vervloeken. Zou dat nu juist niet een enorm getuigenis zijn van Jezus liefde? Als je bekend staat om je onvoorwaardelijke liefde? Dat niets ervoor kan zorgen dat je stopt met liefhebben. Omdat Jezus zijn liefde door de Heilige Geest heeft uitgestort in je hart (Rom. 5:5). Heb jij moslims echt lief? 

Lukas 9:51-56 

Op weg naar Jeruzalem 

51 Toen de tijd naderde dat Jezus in de hemel zou worden opgenomen, ging Hij vastberaden op weg naar Jeruzalem. 52 Hij stuurde boden voor zich uit. In een Samaritaans dorp, waar ze kwamen om zijn komst voor te bereiden, 53 wilden de dorpelingen Hem niet ontvangen, omdat Jeruzalem het doel van zijn reis was. 54  Toen de leerlingen Jakobus en Johannes merkten dat Jezus niet welkom was, vroegen ze: ‘Heer, wilt U dat wij vuur uit de hemel afroepen dat hen zal verteren?’ 55 Maar Hij draaide zich naar hen om en wees hen streng terecht.  56 Ze gingen verder naar een ander dorp. 

Romeinen 12:14-21 

14  Zegen uw vervolgers; zegen hen, vervloek hen niet. 15  Wees blij met wie zich verblijdt, heb verdriet met wie verdriet heeft. 16  Wees eensgezind; wees niet hoogmoedig, maar zet uzelf aan tot nederigheid. Ga niet af op uw eigen inzicht. 17  Vergeld geen kwaad met kwaad, maar probeer voor alle mensen het goede te doen. 18  Stel, voor zover het in uw macht ligt, alles in het werk om met alle mensen in vrede te leven. 19  Neem geen wraak, geliefde broeders en zusters, maar laat God uw wreker zijn, want er staat geschreven dat de Heer zegt: ‘Het is aan Mij om wraak te nemen, Ik zal vergelden.’ 20  En ergens anders staat: ‘Als uw vijand honger heeft, geef hem dan te eten, als hij dorst heeft, geef hem dan te drinken. Dan stapelt u gloeiende kolen op zijn hoofd.’ 21 Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede. 

Scroll naar boven