Theologie van het martelaarschap
Waarom lijdt de kerk? Waarom worden vandaag 360 miljoen christenen om hun geloof vervolgd? Is er een verklaring of een reden waarom dit gebeurt? Het Nieuwe Testament geeft ons het begin van een antwoord op die vragen: dit is omwille van Jezus Christus. Hij is Degene die moest lijden. Maar soms lijkt het of ook de kerk moet lijden. Zo is dat beleefd en beleden door christenen in verschillende tijden en situaties. De kerk is geroepen om te lijden omwille van Christus en in Zijn voetsporen te treden (1 Petrus 2:21), geloofden zij. Waarom? Daarop werden in verschillende situaties uiteenlopende antwoorden gegeven, geïnspireerd op de Bijbel.
‘Ik ben blij dat ik nu voor u lijd en dat ik in mijn lichaam mag aanvullen wat er nog aan Christus’ lijden ontbreekt, ten behoeve van Zijn lichaam, de kerk, waarvan ik de dienaar ben.’
Kolossenzen 1:24
Waarom moet de kerk lijden? Voor de volgelingen van de Here Jezus in de eerste eeuwen was het evident: hun lijden was geworteld in het lijden van Hem. Hun lot was verbonden met het Zijne. Zij werden vervolgd zoals Hij, omdat Hij in hen leeft. De eerste kerk was een martelaren-kerk, omdat de Here Jezus Zelf het prototype was van de Martelaar, de Getuige die door de wereld gehaat wordt en die Zijn leven geeft in geloofsgehoorzaamheid. ‘Door een onrechtvaardig vonnis werd hij weggenomen.’ (Jesaja 53:8)
Een martelarenkerk – toen en nu
Aan de ene kant moeten we vaststellen dat het bestaande beeld niet correct is, dat in de eerste drie eeuwen alle christenen hevig vervolgd werden. De realiteit is, dat er meestal sporadisch en lokaal vervolging plaatsvond, naast enkele episoden van zware vervolging. Aan de andere kant is het belangrijk dat we beseffen dat ‘martelaarschap’ niet alleen een historische verwijzing is naar vervlogen tijden van christenvervolging. Extreme vervolging is voor veel christenen in Afrika, het Midden-Oosten en Azië ook vandaag realiteit. De theologie van het martelaarschap, zoals die in de eerste eeuwen ontstond, is ook vandaag levende theologie waaruit christenen hun kracht putten om te volharden tot het einde.
De vroege kerk
Aansporingen van de kerkvaders
Aan het begin van de 3e eeuw schreven de kerkvaders Origenes en Tertullianus beiden een tekst om de christenen aan te sporen tot het martelaarschap wanneer dat nodig was. Natuurlijk konden niet alle gelovigen standhouden als ze voor de ultieme keuze gesteld werden, maar principieel werd ervaren dat een compromis niet kon bestaan: een offer aan de ‘genius’ van de keizer betekende verraad van de Here Jezus. Zoals Hij Zijn leven voor ons heeft neergelegd, zo zouden wij dat ook moeten doen voor Hem. Wie verlost was uit de macht van de duivel, kon nooit meer demonen aanbidden en de Here Jezus vervloeken.
Hoewel de dood niet moest worden opgezocht, was de marteldood voor Origenes een eervolle zaak: wie zo Christus belijdt, bereikt de eenheid met de Here God en de eeuwige gelukzaligheid, heeft deel aan het lijden van Christus, krijgt vergeving van zonden die men na de doop heeft bedreven en koopt zelfs de zonden van anderen vrij.
Tertullianus meende dat het schijnbare verlies van de martelaren eigenlijk hun overwinning was.
Van Tertullianus is de bekende uitspraak dat “het bloed van de martelaren een zaad is”. De overgave van de martelaren was immers een aansporing voor andere gelovigen om te volharden, en voor omstanders om onder de indruk te raken van zo’n getuigenis. Tertullianus meende dat het schijnbare verlies van de martelaren – de duivel meende met de christenen af te rekenen door hen af te slachten – eigenlijk hun overwinning was. Juist de martelaren brachten door hun volharding de duivel en de wereld een slag toe. Daarom is vluchten voor vervolging geen optie voor een christen, vond hij.
De voorbeelden van Polycarpus en Ignatius
Bisschop Polycarpus van Smyrna werd rond AD 156 op hoge leeftijd ter dood gebracht door de Romeinse overheid. De hagiografische beschrijving van die marteldood heeft bijgedragen aan de groei van de verering van martelaren. Wat opvalt in dit verhaal zijn de bewuste parallellen die worden getrokken met Christus’ lijdensverhaal. Polycarpus is ‘deelgenoot’ van Jezus Christus. Dit geeft uitdrukking aan het geloof dat martelaren zich op een bijzondere manier identificeren met Christus en dat Hij hen kracht geeft in hun lijden door hen buitengewoon nabij te zijn. Deze heilige presentie in het lichamelijk lijden leidde uiteindelijk tot de verering van de relikwieën van deze ’heilige’ martelaren.
Een sleutelpositie in de vroegste ontwikkeling van het christelijke martelaarsideaal wordt ingenomen door de zeven brieven die zijn geschreven door Ignatius, bisschop van Antiochië (gedood in AD 110), terwijl hij onderweg was naar Rome om daar door de beesten gedood te worden. Hij was stellig over de noodzaak voor een christen om net als de Here Jezus aan onschuldig lijden deel te hebben. Voor gewone gelovigen was deelname aan de eucharistie voldoende als manier om te delen in Christus’ lijden. Ignatius zelf echter koos als kerkleider voor het vrijwillige martelaarschap omdat dat meerwaarde had. Hij had zo het voorrecht zich zozeer met Jezus´ lijden te vereenzelvigen dat Jezus zelf in hem Zijn lijden kon voortzetten en hij daardoor zijn kerk kon dienen.
Theologie van het martelaarschap
Delen in Christus
In de beleving van veel christenen in de eerste eeuwen werd juist in het lijden met Christus de eenheid en nabijheid ervaren van Hem. Zowel doop als eucharistie gaven heel concreet uitdrukking aan die verbondenheid van de gelovige met de dood van de Here Jezus, en met Zijn overwinning. Als christen ben je gedoopt en samen met Christus gestorven en begraven. En zoals de doop een mens in Christus plaatst, zo komt degene die omwille van Hem lijdt ook in een bijzondere verbondenheid met Hem. Martelaren die niet gedoopt zijn voordat ze hun belijdenis afleggen en desondanks toch het martelaarschap moeten ondergaan, worden door hun martelaarschap gereinigd en op die manier gedoopt.
In een tijd waarin het docetisme de misvatting verkondigde dat Christus alleen maar schijnbaar lichamelijk had geleden, was voor de vroege kerkleiders juist de lichamelijkheid van het lijden essentieel, zowel dat van hun Heer als van henzelf. De tastbaarheid van de eucharistie drukte ook dat uit. Juist het fysieke lijden gaf hoop op de lichamelijke opstanding.
‘Sta me toe navolger te zijn van het lijden van God’, schrijft Ignatius.
Discipelschap
Voor de christenen in de vroege kerk was martelaarschap sterk verbonden met discipelschap en navolging. Kruis-dragen werd niet gezien een noodlot wat je moest vermijden, hoorde juist helemaal bij het christen-zijn, zoals de Here Jezus Zelf en de apostelen dat ook hadden uitgesproken. Ignatius schrijft dat zijn discipelschap pas compleet is als hij de marteldood is gestorven. Op deze wijze kan men Christus bereiken. “Sta me toe navolger te zijn van het lijden van God”, schrijft hij.
Zo’n dood sterven is de daad bij uitstek waardoor de vijandige wereld wordt afgewezen, doordat men onttrokken wordt aan de macht van deze wereld. De eerste christenen waren sterk gericht op hun eeuwige hoop en op de schatten die ze in de hemel verzamelden. Het besef dat schande en lijden de normale prijs waren voor discipelschap gaf enorme kracht aan hun missionaire uitstraling.
Gaandeweg ontstond een martelaarscultus, waarin niet alleen Christus het voorbeeld was om na te volgen, maar ook de martelaren een voorbeeld werden voor de andere gelovigen.
De verlossende martelaar
Een opmerkelijk onderdeel van de martelaarstheologie is het motief dat de martelaar sterft ten behoeve van de kerk. In het verlengde van het verlossend lijden en sterven van de Here Jezus lijdt ook de bloedgetuige als representant van de plaatselijke gemeente en in zekere zin ook plaatsvervangend. Als bron voor deze denkwijze wordt verwezen naar de Joodse verhalen over de Makkabeeën, met name het verhaal van Eleazar en van zeven broers en hun moeder die gefolterd en terechtgesteld werden omdat ze weigerden varkensvlees te eten. In het traktaat 4 Makkabeeën wordt benoemd dat hun onschuldig vergoten bloed verzoenende kracht heeft en een ‘losprijs’ is voor de zonden van het volk. In diezelfde geest schreef Ignatius dat zijn dood ook een offer en een ‘losprijs’ zou zijn voor de gemeente. Hij was een zondebok die voor zijn volk moest sterven.
‘Ten behoeve van de kerk’
Nog een stapje terug in de tijd komen we ook bij Paulus het besef tegen van de onafscheidelijke verbondenheid van Jezus Christus, de martelaar en de gemeente in het lijden. Ze zijn elkaars deelgenoten. De vroege kerk had een sterk besef dat een christen nooit alleen lijdt, maar altijd in eenheid met zijn gemeente, en voor haar eer en heil. In Kolossenzen 1:24 doet Paulus twee opmerkelijke uitspraken: dat hij lijdend ‘aanvult wat er nog aan Christus’ lijden ontbreekt’, en dat hij dat doet ‘ten behoeve van Zijn lichaam, de kerk’.
Tegen de achtergrond van Paulus’ consistente onderwijs over de koinonia, onderlinge samenhang van het ‘Lichaam van Christus’, waarin de leden met elkaar mee lijden, is het geen grote stap voor hem om hier te spreken over zijn plaatsvervangend lijden ‘in Christus’ en ‘voor Christus’, tot heil van de kerk. Aan Christus’ volbrachte werk hoeft niets te worden toegevoegd, maar Zijn lijden dat gestalte kreeg in Paulus en vele andere martelaren bewerkt wel de zegenrijke doorwerking van Zijn verlossing in de wereld.
Van heel weinig christenen zal het martelaarschap worden gevraagd. Maar van iedere christen wordt hetzelfde discipelschap gevraagd als van de martelaren. Daarom moeten we hun voorbeeld ter harte nemen, hen eren en gedenken, en met hen mee lijden en bidden.
In deze serie
Theologie van het getuigenis
Martelaren-kerk Waarom moet de kerk lijden? De kerk begon als martelaren-kerk, en is dat in sommige landen ook vandaag nog. Christenen offeren hun leven voor de Here Jezus, zoals Hij Zijn leven voor hen heeft gegeven. Maar wat was de roeping van de gelovigen toen de vervolgingen voorbij waren en toen de kerk wereldlijke macht kreeg? Hoe treedt de kerk, hoe treden wijzelf, in de voetsporen van onze Heer? De […]
Kerkleidersblog 2022
Theologische stemmen uit verleden en heden over het lijden van de kerk ‘Hij begon hun te leren dat de Mensenzoon veel zou moeten lijden…’ Waarom lijdt de kerk? Waarom worden vandaag 360 miljoen christenen om hun geloof vervolgd? Is er een verklaring of een reden waarom dit gebeurt? Het Nieuwe Testament geeft ons het begin van een antwoord op die vragen: dit is omwille van Jezus Christus. Hij is Degene […]
Kerkleidersblog 2023
‘Discipelschap’ is een aansprekend thema in de kerk vandaag. Christen-zijn gaat immers niet alleen over wat je gelooft, maar ook over hoe je leeft. Dat spreekt veel mensen aan, want discipelschap heeft een positieve lading: leerling-zijn betekent groeien. Groeien in al het goede van Christus en Zijn koninkrijk. Geestelijke zelfontplooiing klinkt aantrekkelijk. Als we aandachtig luisteren naar wat de Here Jezus Zelf zegt over discipelschap, dan horen we Hem allereerst […]